Reglement 1930

Overeenkomst van lidmaatschap

Uit het jaarverslag 1954

In 1957 werd de A.O.W ingevoerd, als gevolg daarvan vervalt het tijdelijk weduwenpensioen zodra de weduwe voor een uitkering ingevolge de A.O.W. in aanmerking komt. Daarnaast wordt bij het te verzekeren ouderdomspensioen rekening gehouden met de uitkering ingevolge de A.O.W. . Ook werd in 1957 het opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen verhoogd van 1,25% naar 1,5%.

Daarnaast werd in 1957 een 'elektronische rekenmachine' in gebruik genomen. Tot die tijd werd alles met de hand uitgerekend.
Met deze 'elektronische rekenmachine' kon de geldende reglementaire pensioengrondslag (zijnde het gemiddelde loon over de laatste vijf jaar) makkelijker worden berekend.

In 1958 werd voor deelnemers werkzaam bij Van Gend & Loos door een storting van een koopsom het aantal deelnemersjaren van 40 naar 44 verhoogd. 44 was ook het reglementaire maximaal aantal deelnemersjaren.

In 1959 werd ook de vakantietoeslag opgenomen in de pensioengrondslag. Daarnaast wordt het wezenpensioen voortaan uitgekeerd tot de meerderjarige leeftijd en nu aan maximaal 5 kinderen i.p.v. 3. Dit laatste als gevolg van het inwerkingtreden van de algemene weduwen- en wezen wet.

 Gegevens voor de opneming in de pensioenregeling

In 1963 werd de wijze van financiering van de pensioenen aangepast. Voorheen gebeurde dit door middel van een gelijkblijvende jaarpremie, vanaf nu worden jaarlijks de pensioenen ingekocht, er is hierdoor minder achterstand in inkoop.

In 1964 zijn de statuten aangepast en ook het pensioenreglement, voor het eerst is er een invaliditeitspensioen verzekerd.

Per 1 januari 1967 werd voor het eerst een toeslag verleend van 3% aan de gepensioneerden. In de jaren daarna werd dit de regel. Dit was mogelijk omdat over 1966 voor het eerst het boekjaar werd afgesloten met een positief saldo, dit doordat in 1963 de wijze van financiering was aangepast.

In 1967 is de Wet op arbeidsongeschiktheidsverzekering aangenomen en ontvangen de arbeidsongeschikten nu ook een wettelijke uitkering, met daarop een aanvulling vanuit het fonds.

 In 1970 is voor het eerst gesproken over de ambitie, zijnde 70% eindloon bij 40 dienstjaren over het salaris boven de AOW. Ook ontvingen de bestuursleden vanaf 1970 vacatiegeld en is de vervanging bij ontstentenis geregeld in de statuten.

1972 - Vanaf 1972 wordt het ouderdomspensioen uitgekeerd tot en met de maand van overlijden.

1973 - Een herziene Pensioen- en Spaarfondsenwet is in werking getreden, vanaf nu moet in de statuten en pensioenreglementen bepalingen zijn opgenomen omtrent het systeem van financiering en de afkoop van premievrije pensioenen, deze laatste is komen te vervallen.